
Hans & Grietje
Dit verhaal schreef ik voor het sprookjesdiner in Wijk aan Zee, tijdens mijn verblijf als Artist in Residence. Wil je het verhaal liever luisteren? Dan kan hier!
De heks hield er niet van om gestoord te worden uit haar bezigheden. Zeker niet als ze aan het kokerellen was. Daar maakte ze altijd een feestelijke gelegenheid van. Ze zette een lekker muziekje op, deed wat kaarsjes aan en knoopte haar favoriete schort om. Die ochtend was ze zojuist bezig met het afwegen van de boter, toen er hard op de deur werd geklopt. Aanvankelijk wilde de heks deze onverwachte bezoeker negeren, maar toen er een tweede maal werd geklopt, haastte ze zich toch naar de deur.
‘Ja?’
De heks zette de voordeur op een kiertje en stak haar hoofd naar buiten.
‘Goedemorgen mevrouw. Goed dat wij u treffen. Wij zijn van Gemeente Héél Ver Hier Vandaan en wij komen een aantal zaken met u doornemen.’
Twee chique aangeklede heren stonden op haar tuinpad.
‘Oh, meent u dat?’ vroeg de heks kalm. ‘Geen interesse,’ brulde ze erachteraan.
Ze smeet de deur dicht, althans, daar deed ze een poging toe. De keurige lakschoen van één van de twee nette heren, hield haar tegen.
‘Het is geen geval van interesse hebben, ben ik bang.’
De man duwde de deur verder open. Hij was sterker dan de heks had voorspeld.
‘We hebben verschillende meldingen over u gehad mevrouw. En eerlijk gezegd, nu we uw pand met eigen ogen zien, kunnen we ons niet voorstellen dat er niet eerder iemand bij u is langs gestuurd.’
De heks zuchtte diep. Ze voelde een woede in haar opborrelen. Wat was dit nu voor onzin? Ze wilde terug haar keuken in. Bakken, koken, aan de slag… Zoals ze deze ochtend voor zich had gezien. Nu stond ze hier haar kostbare vrije tijd te verspillen aan twee slome ambtenaren.
‘Die regenpijpen, waar zijn die eigenlijk van gemaakt? Bamboe?’
De heks sloeg haar ogen neer.
‘Kaneelstokken.’
‘Wat?’
‘Kaneelstokken,’ herhaalde de heks met tegenzin.
De ambtenaar tuurde ernstige over zijn brilletje en pakte daarna een blokje papier uit zijn zak. Hij begon het een en ander neer te krabbelen.
‘En die vijver. Die lijkt ernstig vervuild… Heeft u het water recent nog laten testen op blauwalg?’
‘Dat is geen water, het is chocolademelk.’
‘Wat?’
‘Cho-co-la-de-melk,’ herhaalde de heks weer.
‘Juist ja,’ de ambtenaren wisselden een veelbetekenende blik en weer werd er iets het schrijfblok gepend. Een van hen klopte op de gevel naast de deur.
‘En dit dan? Purschuim?’
De heks had geen zin om uitgehoord te worden, maar ze hoopte dat het allemaal snel klaar was als ze meewerkte.
‘Merengue.’
De heks hoorde de ambtenaren afkeurend met hun tong klakken.
‘Zeer onveilig,’ mompelde een.
‘En niet duurzaam,’ reageerde de ander.
Er klonk gerommel uit de keuken. De heks stelde zich voor hoe haar boter op de weegschaal lag weg te smelten. Alle ingrediënten lagen daar te verpieteren, terwijl zij hier uitgehoord werd over haar designkeuzes.
‘We moeten u vragen om ons toegang tot uw pand te verschaffen. Gezien wat wij hier buiten aantreffen, kunnen wij deze zaak niet zomaar afronden.’
‘En als ik niet meewerk?’ vroeg de heks met verbeten stem.
‘Dan gaat uw dossier naar de notaris van Heel Ver Hier Vandaan,’ zei de ene ambtenaar.
‘En dan draait uw op voor de procedurekosten,’ vulde de ander aan.
‘Communicatiekosten, inleeskosten, voorrijkosten….’ Somde de eerste op.
De heks onderbrak de heren met een diepe zucht. Ze wist dat zijzelf een ander op haar kerfstok had, maar die bureaucratie, die was pas écht kwaadaardig.
‘Prima dan,’ mopperde ze.
De heks liep voor de ambtenaren uit haar keuken in. Direct hoorde ze de twee in een geratel losbarsten: haar ramen waren niet van dubbelglas, haar vloer niet geïsoleerd. Haar wenteltrap, een unieke design van verschillende soorten pretzels, was volgens de ambtenaren niet stevig genoeg. Toen het duo eenmaal het aanrecht bereikte, ontsnapte hun een verschrokken kreet.
‘Mevrouw, van wat we hier allemaal hebben gezien, slaat dit toch wel alles… U snap toch wel dat dit compleet onverantwoord is?’
De heks tilde haar hoed op en krabte zichzelf achter de oren.
‘Het is biologisch gegroeid. Uit m’n eigen achtertuin notabene.’
De ambtenaren schudden afkeurend hun hoofd.
‘Dat is het probleem niet. Oké de kooi is wat klein, maar dat zien we door de vingers.’
‘Die kooi is ook maar tijdelijk, ik wilde hem net de pan in doen,’ wees de heks aan.
Op dat moment ontsnapte bij Hans, die zichzelf al die tijd netjes in had gehouden, een wanhopige snik. Zijn ledematen zaten stevig tegen zijn romp aangedrukt. Er was nauwelijks genoeg plaats voor zijn massief geworden lijf. Al die jaren in de sportschool, waren door één weekje bij de heks teniet gedaan.
‘Hij gaat zo de oven in,’ legde de heks nogmaals uit.
De ambtenaren fronsten. Eén van hen boog zich langzaam voorover, nam de situatie zorgvuldig in zich op, voordat hij weer overeind kwam.
‘Ja, maar op gas?! Een gasoven mevrouw. Dit is echt niet meer van deze tijd.’
De heks schaamde zich diep. Lijdzaam keek ze toe hoe de ambtenaren het blokje volschreven, voordat ze haar huis in stilte verlieten. Hans slikte zijn tranen weg, terwijl de gasoven steeds harder loeide.
Lees ook Assepoester, De Kleine Zeemeermin en De wolf & de zeven geitjes