
De wolf & de zeven geitjes
Dit verhaal schreef ik voor het sprookjesdiner in Wijk aan Zee, tijdens mijn verblijf als Artist in Residence. Wil je het verhaal liever luisteren? Dan kan hier!
De wolf had lang naar deze dag uitgekeken. Hij had zijn beste pak uit de kast getrokken en online een duur uitziende bril besteld. Glazen zonder sterkte natuurlijk, maar dat hoefde niemand te weten. Voor de wolf de deur uitging, bekeek hij zichzelf nog eenmaal in de spiegel. Met deze outfit en de bijbehorende koffer, zou niemand hem verdenken.
Toen hij voor het huis van de familie Geit stond, kon de wolf zijn maag horen rammelen. Het vooruitzicht van deze dag, bracht hem in opperste stemming. De wolf had al lang niet zo’n grote maaltijd gehad en bovendien had hij deze missie met veel plezier voorbereid. Hij had zich zelfs nog even ingelezen in contractentermijnen en de laatste gasprijzen, voor het geval het niet direct overtuigend was dat hij voor een energiemaatschappij werkte.
‘Voor niemand opendoen,’ hoorde hij moeder Geit zeggen, voor ze de deur achter zich dichtgooide. Zo zei ze dat elke middag, wanneer ze haar boodschappen ging doen. ‘Ja mam,’ zongen de zeven geitjes in koor.
Zodra hun moeder het hoekje om was, barstte er gejoel los onder de zeven geitenbroers – en zussen die in het huis achterbleven.
‘Zullen we tikkertje doen?’ stelde één voor.
‘Nee, nee, we gaan twister spelen,’ riep een ander.
‘Laten we stiften zoeken en op de muur gaan tekenen!’
‘Of we pakken mama’s crèmes en zeep en we maken superslijm,’ bedacht de jongste van het stel.
‘Wat een goed idee, dan kunnen we dat op de bank smeren en er vanaf glijden,’ voegde een oudere broer daaraan toe. Dat vonden alle zeven geitjes een héél goed plan. Een paar van hen begonnen meteen de badkamer te doorzoeken. Een ander vond een geheimzinnig middel in het nachtkastje van moeder. Het zou vast fantastisch zou glijden. Reuze enthousiast waren de zeven geitjes, toen werd er op de deur geklopt.
De wolf rechtte zijn schouders en streek nog eenmaal zijn pak glad. Hij kon niet wachten om zijn zo zorgvuldig geoefende act op te voeren. Toen de deur met een ruk openging en hij oog in oog stond met de jongste van de zeven geitjes, maakte zijn hart een sprongetje. Hij voelde zich bijna schuldig over zijn plan, toch wist hij dat hij dat gevoel los moest laten. Een wolf moest eten, zo was de natuur nu eenmaal. Bovendien ging hij altijd ethisch te werk. Geen onnodig bloedvergiet, geen overconsumptie. Alles wat hij vandaag niet op zou krijgen, zou hij netjes invriezen voor latere trek. Of voor het geval hij één van zijn befaamde dinertjes zou geven.
‘Jij ziet er raar uit,’ zei het geitje in de deuropening.
De wolf liet de belediging van zich afglijden.
‘Goedemiddag knul, is je moeder thuis?’
‘Die is weg. Maar kom maar binnen hoor.’
De wolf was verontwaardigd. De zeven geitjes kregen immers elke dag te horen dat ze op moesten passen voor vreemden. Dat had blijkbaar geen indruk gemaakt.
‘Dat is goed. Ik werk voor een energiebedrijf. Ik kom binnen op jullie moeder wachten,’ zei de wolf toen maar, om toch nog iets van zijn bedachte scenario uit te kunnen spelen.
Toen de wolf binnenkwam zag hij het… De ravage.
De boekenkast was omver getrokken en diende nu als trap. Een aantal geitjes marcheerden erover naar de bank, om daar vervolgens keihard vanaf te roetsjen. Het bankstel was bovendien besmeurd met van alles en nog wat. De servieskast had het in deze chaos al moeten bekopen. Die lag omgekieperd in het midden van de woonkamer, omringd door stukken glas en dure porselein.
Achter in de hoek van de kamer zat een geitje zich te vermaken met antieke koekoeksklok. Hij slingerde aan het klokkenspel, totdat het door het midden brak. Weer ergens anders zaten twee geitenzussen moeders kleding te passen. Eén zijden nachthemd was aan stukken gescheurd en werd nu als sjaal gedragen. Een pantalon was kortgeknipt tot hotpants.
De wolf was er stil van. Hij vermoedde niet dat de drift van de zeven geitjes, zich direct op hem zou concentreren…
‘Kijk eens jongens, een wolf. Zullen we paardje rijden op zijn rug?’ Eén van de geitjes op de bank kwam plotseling op de wolf afgerend. Het geitje greep naar zijn been en de wolf rilde van klamme en plakkerige hoefjes.
‘Hij zei dat hij voor een energiebedrijf werkte,’ riep het jongste geitje ongeïnteresseerd.
‘Nou en, dan kunnen we toch nog steeds op zijn rug klimmen?’ zei het plakkerige geitje.
De geit die net de klok had gesloopt, kwam inmiddels ook kijken. Hetzelfde gold voor de zusjes bij de kledingkast.
‘Hij heeft een gekke bril,’ zei een van de zusjes. ‘Die wil ik hebben.’
Voor de wolf het wist, had het geitenmeisje het montuur van zijn hoofd getrokken. Ze zette het op haar snotterige snoet en veegde ruw met haar hoeven over de glazen. De wolf wist zeker dat er nu krassen in kwamen.
‘Meneer de Wolf, brul eens een keertje,’ riep het jongste geitje brutaal. Hij trok aan de mouw van wolfs pak en probeerde zijn arm te beklimmen.
‘Ik kan niet brullen,’ zei de wolf kortaf. Hij begon zijn geduld inmiddels te verliezen.
‘Heus wel, alle wolven kunnen brullen,’ zei het geitenmeisje wijsneuzerig, ze had nog steeds zijn nieuwe bril op. Het jongste geitje was inmiddels op de schouder van de wolf geklommen.
‘WRAAAR,’ brulde die ineens in zijn oor. De wolf schrok, schudde de geit wild van zich af en greep naar zijn hoofd. Een harde piep galmde na. De wolf vreesde voor tinnitus.
‘Weet je wat, volgens mij ben ik bij het verkeerde adres. Nemen jullie mij niet kwalijk.’ besloot de wolf ter plekke. Een geitje probeerde hem de uitgang te blokkeren door tegen zijn benen op te bokken, maar de wolf sloeg hem weg met zijn keurige koffertje. Pas toen de wolf buiten was kon hij weer opgelucht ademhalen. Dit was de dag dat hij besloot vegan te worden.
Lees ook Assepoester, De Kleine Zeemeermin en Hans & Grietje.